woensdag 27 februari 2013

Anatomie van het lachen

1. bulderlach = Overdadige uitbarsting bij mannen die vaak gepaard gaat met intense lichaamskrampen (hoofd achterover gegooid, lijf dubbel geklapt) en kan eindigen in gnuif of proest. 2. existentiële lach = Doorgaans een onderdrukt lachje dat op momenten klinkt die op het eerste gezicht ongepast lijken, zoals gesprekken over de dood, belastingen, de wijdverbreide staat van verval of wijkende haargrenzen. 3. giechel = Vibrerende, hoogfrequente klank die wordt voortgebracht door samentrekking van het strottenhoofd. Van oudsher bij mannen als ziekelijk beschouwd, maar in aanleg aantrekkelijk bij vrouwen. 4. gniffel = Korte, ademrijke drielettergrepigen ('he-he-he' of 'ha-ha-ha') met een bijsmaak van instemming, welwillende goedkeuring, of in de meeste gevallen totaal onbegrip. 5. kakellachje = Een salvo van keelklanken dat piekt in een crescendo van duivels plezier. Met name herkenbaar bij heksen en schurken in tekenfilms. 6. misprijzend lachje = Het spottende 'ha-ha' (of in de hogere klassen 'hrmpf'). Specialiteit van de pestkop. Benadrukt de waardeloosheid vna een gedachte of persoon. Kan akoestisch identiek zijn aan overige lachvormen, maar wordt door het bedoelde voorwerp van de beschimping toch anders ervaren. 7. nerveus lachje = Korte staccatopulsjes die worden ingezet bij pijnlijke situaties ('Oh, is dat uw kat waar ik net overheen rij') of bij ongemakkelijke vragen ('Maakt deze jurk me dik?'). 8. schaterlach = Vrouwelijke variant van de bulderlach, waar te nemen wanneer twee of meer vrouwen bij elkaar komen. 9. schuddebuik = Onwillekeurige en aanstekelijke lachkramp die voorbijgaat aan de humorcentra in de hersenen en direct inwerkt op de lachspieren, te vinden vlak bij de zonnevlecht. 10. slappe lach = Zeer aanwezige lachaanval, gekenmerkt door controleverlies en ongewilde stuiptrekkingen. 11. sociale lach = Uitnodiging om gezellig te doen. Bij vrouwen doorgaans zangerig. Bij mannen meestal aapachtig.

Geen opmerkingen :

Een reactie posten